Schrijversonderwerp 12 – 30 juli 2023
decadenfrequent
Bakx picturaliën
door Phons Bakx Familiewapen |
||
Vanaf 1581 traden de gebroeders Paulus en Marcelis Bacx
officieel toe als dienaren van de Twee voegspijkers Ruim daarna, in de loop van de 18e eeuw, ontstaat er
in de Brabantse stad Oosterhout een Backx- en een Bakx-familiestamboom
waaraan minimaal zes generaties lang metselaars annex bouwaannemers deel van
zouden uitmaken. Die Ba(c)kx-metseldynastie wist stand te houden tot aan de
vooroorlogse generatie van mijn vader en zijn broers. Doordat eind 16e
eeuw bepaalde vertakkingen van Bacx- of Bax-heraldiek waren ontstaan, gold
voor ons altijd nog de uitnodiging om het familiewapen verder met ons mee te
dragen, en die aan onze kinderen over te dragen. Feitelijk ging het om niet
veel meer dan een kleurtekening van het familiewapen. De doorgeeftaak houdt
bij mij op, omdat mijn beide erfgenamen Bakx als familienaam niet dragen. 20e eeuw: enkele Bakx-en beoefenen |
||
|
Jacques Bakx (1922-1974) - Er is niet echt sprake
van een allereerste moment waarop Karel of Jacques Bakx (mijn vader) besloten
om voortaan voor zichzelf te gaan tekenen of schilderen. Van beiden is
waarschijnlijk mijn vader wel de eerste geweest, daarmee verwijzend naar een
tijdvak voor de Tweede Wereldoorlog, toen hij als jongeman de uitnodiging
kreeg om voor De Volkskrant enkele prenten te tekenen. Bij die uitnodiging is
het blijkbaar gebleven, want ik heb van hem nooit een tekening uit die eerste
tijd teruggezien. In datzelfde jaar trad hij in dienst bij de Mariabeelden-schilderfabriek
‘De Toekomst’ in het stadscentrum van Oosterhout. Daar leerde hij alles
kennen omtrent penselen, verfsoorten en verwerkingsmiddelen. Hij leerde er
zelfs bladgoud leggen. Daarna stapte mijn vader over naar de stiel van huisschilder,
maar eerder nog had hij zijn ouders te kennen gegeven dat hij het liefst in
Bergen op Zoom als panelenschilder wilde werken bij de kermismensen die hun
attracties graag met grote schilderwerken op wandpanelen verlevendigd
zagen. Dat was toen erg in opmars. Niet alleen de bezettingstijd werd
spelbreker, zijn ouders zagen het sowieso niet zitten dat Jacques op die
manier de ‘kermiswereld’ zou binnenrollen. |
|
Kennelijk bestonden daarover nogal wat menings- en ook standsverschillen.
Jacques Bakx is ala kunstschilder in Oosterhout voor zichzelf met olieverf
begonnen, en in mijn verste herinnering als kind zie ik (als het klopt) nog
een olieverfwerk voor me met vijf verschillende kleurige katten bijeen, een
beeltenis die hij naar Sluis had meegenomen. Een tweede werk dateert evenzo
uit zijn Brabantse jeugdtijd: een heide-boslandschap met een schaapskooi en
een herder met zijn schapen. Dat laatste schilderij heb ik jarenlang in huis
gehad, maar ik weet niet waar het is gebleven. Erg jammer, te weinig
waardering aan mijn kant voor zijn werk toen ik nog een begin twintiger was.
Maar zijn schilder- en tekenactiviteiten reken ik wel aan als de ‘startmotor’
voor mijn latere activiteiten als schilder-tekenaar. Dat heeft hij nog
anderhalf jaar lang mee weten te maken, maar hij fronste daarover wel eens
zijn wenkbrauwen. |
||
|
Ambachtelijke schoolopleiding in de
beeldenfabriek ‘De Toekomst’ in de Oosterhoutse binnenstad. De beelden werden
in kisten verpakt om te vervoeren. Tot 1950 bleef men ze met de hand
schilderen. Jacques Bakx (tweede van links, zittend) in
opleiding met enkele leerlingen en werk-krachten in vaste dienst (foto: omstreeks 1937) |
|
|
||
Karel Bakx (1917 – 1987) –
Karel (en later ook Jacques) trok na de oorlog naar Zeeuws-Vlaanderen, waar
zij allebei werk vonden in de wederopbouw van het geteisterde West
Zeeuws-Vlaanderen. Dat oefende overigens ook aantrekkingskracht uit op een
aaantal andere Bakx-familieleden, die West Zeeuws-Vlaanderen eveneens
aandeden om er te metselen. Van mijn vaders broer Karel weet ik niet zo veel
te vertellen, dan dat de man zijn tekeninstinct wist te ontplooien in het
beroep van timmerman waarbij hij ook een opleiding heeft kunnen vervolmaken
als bouwkundig tekenaar binnen de houtskeletbouw. Destijds heb ik hoogstens
een vijftal tekeningen en schilderijtjes van Karel gezien, maar hij zal er
beslist meer hebben gemaakt. Zijn werken hielden vaak verband met kenschetsen
van bestaande bouwwerken als oude huizen, ruïnes, dorpsgezichten met
kerktorens. In dat opzicht was Karel eerder een ‘koele’ technische tekenaar,
dan een romantische zoals mijn vader dat beduidend meer was. Karel Bakx is
vier jaar lang mijn toeziend voogd geweest. Het plan van een catalogus
Nog meer Bakx-en Het plan om een catalogus samen te stellen van zowel het werk
van mijn vader als van mij, baseert zich zeker op mijn voorstelling dat ik
mijn kinderen en mijn kleinkind, plus wat (achter)neefjes/nichtjes, graag
wil laten weten wie mijn vader was en ook wie ik was in de hoedanigheid als
schilder en tekenaar. Temeer omdat we allebei fysiek niet aanwezig waren
(mijn vader was overleden en ik ben als vader tweemaal gescheiden). Omdat de
tentoongestelde picturaliën qua aantallen niet evenredig met elkaar oplopen,
besloot ik dat de catalogus in beginsel exclusief een gelegenheid moest worden
waarin ten eerste al mijn eigen werk wordt getoond. Tegelijkertijd bemerkte
ik dat het schilderen en tekenen een onbekend onderdeel van mijn persoon
gebleven is sinds de dagen dat ik in De titel De titel «Een Loopje met
de Kosmos» is niets anders dan een onderschrijving voor al hetgene dat ik
zelf tussen 1973 en 1980 als tekenaar geproduceerd heb. Het leuke doet zich
voor dat ik ook de aanloop tot die tekenjaren heb proberen uit te diepen, en
daarom verschijnt er een apart hoofdstuk bij over ‘droedels’, de lukrake
krabbeltekeningen die ik in mijn schooljaren overal in de marges van
schoolschriften en agendas neerzette ten teken dat de lessen op school
altijd zo ‘enorm boeiend’ voor me waren. Met de gekozen titel trek ik
eigenlijk een contrast op tussen de tentoongestelde genres van de drie andere
exposanten, waarvan ik geneigd ben te zeggen dat zij met hun werken alleszins
géén ‘loopje met de kosmos’ hebben genomen, zoals ik vind dat ik dat zelf
maar al te uitbundig heb gedaan. En zo spreken er grote verschillen uit deze
toekomstige catalogus. Mijn eigen werken zijn hoofdzakelijk gerelateerd aan
de periode tussen mijn 17e en mijn 24e waarin ik als
tekenaar forse, psychische worstelingen als adolescent had te doorstaan. En
niet alleen als een creatief ego temidden van de grote chaos, maar ook nog
eens versterkt als intensief gebruiker van cannabis-produkten en in beduidend
mindere mate van hallucinogenen. Het boekwerk wil ik graag een aantal beschouwende teksten
meegeven, daarmee zeker ook terugkijkend op wat er indertijd zich als
bewogen voordeed. Zo beschrijf ik er de verminking in van een naaktschilderij
van mijn vaders hand. Ten aanzien van mijn eigen picturaliën haal ik de
vervalste treinkaart (1981) voor het voetlicht, maar meer nog de
publiekelijke schande die ontstond toen ik de kikkerfontein van Aardenburg
fraaier wilde maken dan hij al was (1977). Ook impressietekeningen van een
etmaal verblijf in de gevangenis op het politiebureau. Evenzo bracht mijn
getormenteerde schildering van de Belforttoren van Sluis via de pers nogal
roering teweeg. Deze aflevering van Schrijversonderwerp
12 is feitelijk bedoeld als een avant-première om de toekomstige
catalogus aan u te introduceren. Ik zal ook niet zomaar alles verklappen. Als
het goed gaat, hoop ik dat de catalogus begin december 2023 op tafel ligt. En
in kleur! Want het blijkt voor mij betaalbaar te zijn. |
||
|
||
Verdere gegevens
verkrijgbaar:
begin december 2023 |
||
Om op voorhand enkele van de
picturaliën te bekijken Jacques Bakx bekijk potloodtekening 1965 bekijk olieverfschilderij 1970 Karel Bakx Tom Bakx Phons Bakx bekijk aquarel met twee voorstudies 1974 bekijk olieverfschilderij
1977 bekijk pentekening
met plakrasters 1982 bekijk inkttekening + droedels omstreeks 1968
|
||
Voor reacties: NOTEN * Boeree, Theodoor Alexander 1943. De Kroniek van het
geslacht Backx De Geschiedkundige Kring van Stad en Land van Bergen op Zoom – zie
ook:
|
||
|
||
VOOR ANDERE
SCHRIJVERSONDERWERPEN KLIK HIER |